Ik kan zelf nauwelijks geloven dat ik dit opgeschreven heb. Mensen veranderen niet? Hoezo? Meen ik dat nou echt?
Om daar een antwoord op te geven moet ik in mijn geschiedenis duiken. Zolang ik mij kan herinneren heb ik geprobeerd mijzelf te verbeteren. Mijn doel was om een betere versie te worden van wie ik ben, een doel dat ik gedurende de eerste helft van mijn leven heel consequent nastreefde. Mijn ideale ik zou zich volkomen moeten wijden aan het verminderen van het lijden in deze wereld, en zou dus niets meer moeten geven om geld en lekker eten, laat staan om seks, drugs en rock-’n-roll.
Ik moet een beter mens worden!
Dat was mijn levenshouding, mijn geloof. Daarnaar richtte ik mijn leven in. Maar ja, het harde werken aan mezelf door middel van trainingen, cursussen, therapieën, supervisies en veel studie leek soms wat op te leveren en dan weer niet. Ik moest erkennen dat er over het algemeen niet zoveel schot in zat. Na een tijdje volhouden viel ik telkens weer terug in oude patronen. Om moedeloos van te worden. Schoorvoetend begon ik aan mezelf toe te geven dat de weg waarop ik zat niet echt werkte.
Nu beoefende ik al jaren Tao-Zen meditatie, maar de vruchten daarvan hadden tot dan toe geen wezenlijke invloed gehad op mijn diepgewortelde levensovertuiging van ‘je-moet-hard-werken-aan-jezelf-om-je-doelen-te-bereiken’.
Het was Byron Katie die voor mij de brug sloeg tussen de twee levenspaden die ik bewandelde: het spoor van aan-mezelf-werken en het spoor van aandachttraining.[1] Ze had daar maar één vraag voor nodig:
Geloof je alles wat je denkt?
In dát licht had ik mijn levenshouding nog nooit gezien! Mijn meditatie-beoefening had weliswaar de waarnemer[2] in mij getraind, maar naar deze grote drijfveer in mijn leven had ik nog nooit met de ogen van een liefdevolle, niet-oordelende waarnemer gekeken.
Toen ik dat deed, viel het kwartje onmiddellijk. Ik weet nog precies waar ik was toen dat gebeurde. Ik zat in het licht van de ondergaande zon op het bijna verlaten strand van Ermones[3] te luisteren naar de manier waarop Katie haar beroemde vier vragen aan mensen stelde. En ik zag het! Ik dóórzag. Ik zag dat wat ik mijn hele leven voor absoluut wáár had gehouden, niets anders was dan een geloof, een product van mijn denken. Voor het eerst van mijn leven vroeg ik mij af: ‘Ik moet een beter mens worden – is dat waar? Kan ik absoluut weten dat dat klopt?’ En het antwoord kwam spontaan: ‘Nee!’ Volgende vraag: ‘Wie ben ik, hoe voel ik me, hoe leid ik mijn leven, als ik deze overtuiging geloof?’ Antwoord: ‘Ik ben gespannen, ik móet zo veel en het is nooit goed genoeg.’ En tenslotte de hamvraag: ‘Wie ben ik, hoe voel ik me, hoe ziet mijn leven eruit, als ik deze overtuiging niet meer geloof?’ Antwoord: ‘Dan kan ik ontspannen, ik móet niet meer, ik ben vrij.’
Ik kan je niet vertellen wat een opluchting ik daar en toen voelde. Ik hoefde geen beter mens meer te worden. Ik ervaarde aan den lijve de vrije ruimte waarover Victor Frankl, de psychiater die tijdens de Holocaust drie concentratiekampen overleefde, schreef[4]:
Tussen stimulus en respons is een ruimte .
In deze ruimte ligt onze vrijheid en de kracht om onze reactie te kiezen.
In onze reactie ligt onze groei.
Sindsdien is mijn leven vervuld van het stille verlangen om in deze vrije ruimte te verwijlen. En ik beoefen de kunst om daar zo snel mogelijk naar terug te keren als ik er met mijn aandacht uitgevallen ben. Want ik weet: hier ligt mijn vrijheid. Dit is de enige plek van waaruit ik mijzelf als mens kan helen en het is de enige manier waarop ik kan leren om andere, gelukkiger keuzes te maken dan de automatische reacties waar ik op grond van mijn conditioneringen uit het verleden altijd weer intuin.
Zo zijn mijn twee levenspaden twee-in-één geworden.[5] Het levenspad van aandachttraining om zo veel mogelijk in mijn vrije ruimte te verblijven is de basis. Om dan vanuit die vrije ruimte, en alléén van daaruit, mijzelf als mens te begeleiden en het levenspad van persoonlijke groei te bewandelen.
Als men tegenwoordig tegen mij zegt dat ik veranderd ben, dat ik zachter en geduldiger ben geworden, dan weet ik wat er aan de hand is. Nee, als mens ben ik niet veranderd. De verandering zit ‘m erin dat ik niet meer word aangestuurd en gecontroleerd door mijn denken, dat wil zeggen, door mijn mens-zijn.[6] De regie over mijn leven ligt nu in handen van mijn vrije ruimte. En dat is de ruimte waarin ik één ben met alles en allen.
Wie ben ik? Een gebalde vuist die zich ontspant.
[1] Zie mijn boek De Bloem 3.5 en 16.
[2] Mijn leraar Maarten Houtman (1918-2011, Tao Zen, de weg van niet-dwang)) had het altijd over ‘de getuige’. Waarnemen of getuige-zijn is om zo te zeggen de basisfunctie van wat in mijn metafoor ‘het hart van De Bloem’ heet.
[3] Een badplaatsje aan de oostkust van Korfu.
[4] Victor Frankl, De Zin van het Bestaan.
[5] Twee-in-een: non-duaal
[6] Zie de uitspraak van Descartes: cogito ergo sum – ik denk, dus ik besta (als mens).