–
Ik ben het boek van Nathalie Cardinaels “Ik hou van jou en jou en jou – een open kijk op polyamorie aan het lezen”, en kom in het voorwoord deze uitspraak tegen:
“Wanneer in het boek wordt gesproken van ‘hij’ of ‘zij’ worden ook personen bedoeld die zich niet comfortabel voelen bij het binaire perspectief van gender en zich genderneutraal voelen. Gebruik van ‘die’, ‘die persoon’ of ‘die, hij of zij’ zou passender en meer volledig zijn, maar hier werd in functie van de leesbaarheid van het boek niet voor gekozen.”
Zinnetjes die mij tegen de haren strijken. Ik had er zelf net wél voor gekozen om in de Engelse vertaling van mijn boek “De Bloem” de non-binaire taal te gaan gebruiken. En ik merk dat mijn persoonlijkheid ook valt over ‘zich niet comfortabel voelen’ – “pfff, het is heus wel wat meer dan dat!”[1] en over ‘in functie van de leesbaarheid werd er niet voor gekozen’ – “tsja, op die manier komen we nooit verder …”.
Tijd dus om even stil te staan. Wanneer mijn persoonlijkheid van zich laat horen, geef ik haar graag de ruimte. Ze heeft vaak heel zinnige dingen te zeggen, al doet ze dat regelmatig in de vorm van zich afzetten tegen iets, zoals ook nu weer. Strijdbaar zijn is nu eenmaal haar gewoonte. Haar taak is van oudsher om mij te helpen overleven en daarom is ze constant alert op gevaar. Het is nu weliswaar geen mammoet meer die mij bedreigt, maar mijn evolutionair geconditioneerde brein ziet ook gevaar in meningen die niet de mijne zijn. Dan staat ze direct in de stijgers.
Zoals ik al zei, tijd voor een time out. Uitademen, thuiskomen in mijn hart en van daaruit met liefdevolle, niet oordelende ogen nog eens goed naar mijn persoonlijkheid kijken. Ja, mijn hart vindt ook dat ze paar goede punten heeft. We (mijn persoonlijheid en mijn hart – samen de bloem die ik ben) zijn het dus met elkaar eens. Fijn, dat is dan duidelijk.
En nu verder. Mijn hart kiest altijd voor vrede en verbinding, en niet voor strijd. Nou ja, ze kiest niet eens. Ze IS vrede en verbinding. Dat weet mijn persoonlijkheid ondertussen – na al die jaren van aandachttraining – ook wel, dus ze wacht even af. Ondertussen geniet ik van de stilte en de rust die in mijn hart, mijn diepste zelf, altijd op mij liggen te wachten. Ik voel de ruimte en de vrijheid om niet automatisch mee te hoeven gaan met mijn emoties, zoals ik in het verleden zo vaak gedaan heb. Ik kan er nu in alle helderheid dieper naar kijken.
Tussen stimulus en respons is een ruimte. In deze ruimte ligt onze vrijheid en de kracht om onze reactie te zoeken. In onze reactie ligt onze groei..[2]
Ik zie dat mijn persoonlijkheid uit gewoonte direct wil vergelijken en oordelen: mijn mening is beter dan de hare. En daar heeft ze tig goede argumenten voor. Mijn hart moet hier een beetje om glimlachen. Mijn hart heeft een groot gevoel voor humor. “Verbinden is veel leuker, lieverd. Kijk eens goed. Nathalie heeft dit in haar voorwoord opgenomen, en dat is al heel wat. Kan je dat ook waarderen in plaats van je er onmiddellijk tegen af te zeggen?” Ja, bij nader inzien lukt dat wel. “En kan je ook zien dat zíj doet wat zij kan, dat jíj doet wat jij kunt, en dat dat ook samen kan gaan? Misschien kan jij zelfs nog wel wat van haar leren -bijvoorbeeld dat je niet altíjd voorop hoeft te lopen…?”
Hè hè. Opgelucht adem ik in. Ik zie weer het ‘en…en’ in plaats van gevangen te blijven zitten in het ‘of…of’. Ik sta én achter mijn mening én ik ben in verbinding. Ik heb mijn oude gewoontepatroon van verzet doorzien en heb er vrede mee gesloten. Ik hoef er niet verder in mee te gaan. Wat een energie scheelt dat. Ik heb het me her-innerd: er zijn geen tegenstellingen, behalve wanneer ik ze zelf creëer. Ik ben weer thuis. In mijn hart bestaan geen hokjes. Daar ben ik genderneutraal (hen, zij).
[1] Zie ook de recente podcast waarin mijn broer Niels Wolf over zijn gender-geschiedenis vertelt (YouTube, rozestadsdorp amsterdam niels wolf).
[2] Victor Frankl (1905-1997), Weense psychiater en overlever van de Holocaust, “De zin van het bestaan”. Hij schreef dit boek op basis van zijn ervaringen in drie concentratiekampen. Zie ook De Bloem, 5.13, noot 323