Daniëlle, een van de online deelnemers aan onze meditatie-bijeenkomsten op de maandagavond, vertelde me laatst dat ze wel eens opkijkt tijdens de stilte-meditatie, en mij dan telkens roerloos ziet zitten. Dat lukt haar echt niet – hoe ik dat toch doe?
Goeie vraag. Die nam ik mee om te overpeinzen. En daar is deze blog uitgerold.
Ik doe het niet en het lukt mij niet. Dat is wat direct bovenkomt. Ik zie me nog tijdens mijn eerste retraite bij mijn geliefde leraar Maarten Houtman[1] zitten, zuchtend en steunend omdat ik geacht werd wel 25 minuten stil te zitten. De onrust gierde door me heen en ik kreeg overal kriebel. Wat is er in de loop van de jaren veranderd?
Twee dingen.
Het eerste is dat mijn inzicht in helder waarnemen steeds dieper is geworden. Ik ging langzaam maar zeker tot in mijn tenen ervaren en begrijpen dat je alleen dán helder kunt waarnemen als je stil bent. En leren om stil te zijn begint met het laten verstillen van je lichaam. Kijk maar naar mensen die dieren observeren. In een verstild lichaam kunnen je denken en je emoties door jou[2] waargenomen worden en ín dat waarnemen tot rust komen en herstellen.
Het tweede is de praktijk: oefenen, oefenen, oefenen. Dat betekent: ermee spelen, ervan genieten als een kind. Niet móeten stil zitten, maar het alleen doen als je, gevoed door dat steeds dieper wordende inzicht, het fijn vindt om dit nieuwe pad te bewandelen. Als dat niet meer het geval is, dan houd je op om een volgend moment met frisse moed of met frisse tegenzin – het maakt niet uit, als je het maar doet – opnieuw te beginnen. Telkens weer. Liefst op regelmatige tijden, bijvoorbeeld 5 minuten ’s morgens en 5 minuten ’s avonds, zodat stil worden een gewoonte en tenslotte een eigenschap wordt. Dat kan echt.
Gewoon doén dus. Stil zitten. Niet bewegen. En waarnemen. Er is kriebel. Ik voel het. En ik neem waar dat mijn hand de neiging heeft om te bewegen en te krabben. Ik merk de gedachte op dat de kriebel weg moet. Ik merk de emotie op dat kriebel niet prettig is en onrust geeft. Ik voel die onrust in mijn stille lichaam. Én ik blijf stil zitten en doe niets. Niet omdat ik me zelf daartoe dwing. Nee, omdat ik het spannend vind om te leren waarnemen. Wat gebeurt er als ik niets doe? Wat gebeurt er dan met die kriebel? Breidt die zich uit, trekt die weg, wordt het eerst meer en dan minder? Kan ik dit verdragen, zonder iets te forceren? En zo niet, nou dan laat ik mijn vingers even krabben, en begin ik weer vrolijk opnieuw: hoe is het nu? Voelt het nu beter, of is het juist erger geworden? Interessant, toch? Of vraagt mijn denken zich af of ik niets beter te doen heb dan het waarnemen van een kriebel? En kan ik dié gedachte waarnemen? Of geloof ik die gedachte en ga ik erin mee? Dan neem ik dát weer waar en ga ik terug met mijn aandacht naar mijn verstilde lichaam. Waar ik opmerk dat de kriebel op wonderbaarlijke wijze verdwenen is…
De kriebel in mijn lichaam, de golven in mijn leven, de vreugde en het verdriet, de angst en de ontspanning, de zwarte en de gouden momenten, geboorte en dood, het huilen, het lachen – alles komt en gaat. Kan ik dat waarnemen?
Ik heb geleerd dat waarnemen betekent dat ik kan verdragen, dat ik me kan overgeven aan dat-wat-is. De wanhoop die mijn persoonlijkheid soms helemaal in beslag kan nemen wordt dan omvat door de liefdevolle armen van mijn waarnemende, wijze hart, dat zonder enig oordeel is. Daarin kan ik uitrusten, terwijl ook deze golf weer voorbijgaat.
Zo heb ik roerloos leren zitten. Ik doe het niet en het lukt mij niet. Het IS.
Gedachten en gevoelens
komen en gaan als wolken aan de hemel –
mijn verstilde lichaam is mijn anker.[3
[1] Op zijn website www.maartenhoutman.nl zijn juweeltjes van inzicht te vinden.
[2] Jou = jou zelf, het hart van de bloem die je bent.
[3] Vrij naar Thich Nhat Hanh