Gisteravond had ik het weer. Sombere gedachten over waar het met de wereld naar toe gaat. Ze overvallen me de laatste tijd heel vaak, en dat is natuurlijk geen wonder. In mijn hart leef ik intens mee met de miljoenen mensen die lijden onder oorlogsgeweld, en telkens weer bekruipt me een diep gevoel van wanhoop omdat ik zo machteloos ben. Zo zat ik gisteravond laat op mijn bank, en wist haast zeker dat ik niet zou kunnen slapen, ook al omdat mijn restless legs syndroom – een overblijfsel van twintig jaar chronische vermoeidheids ziekte – mij weer eens hevig parten speelde. Niet toevallig, natuurlijk.
En dan gebeurt het. Van-zelf. Achteraf vind ik het altijd weer een wondertje, en dat is het ook. Iets in mij doet op zo’n moment een zacht en liefelijk belletje rinkelen. ‘Stop maar even, lieverd, en adem uit.’ Zo ook gisteravond. Door mijn jarenlange aandachttraining is dat innerlijke belletje een trouwe metgezel geworden. En ik heb met vallen en opstaan geleerd om onmiddellijk naar haar te luisteren. Ik adem uit en ervaar in volle aandacht de stilteplek aan het einde van mijn uitademing. Ik ben weer thuis. Mijn hart heeft geroepen en ik heb gehoor gegeven. Ik ben niet doorgedraafd in mijn gedachten en gevoelens, die, als ik ze te eten (lees: meer aandacht) geef, steeds overweldigender zullen worden, maar heb afstand gekomen, en ben afgedaald in mijn innerlijke rust.
Stel je voor – er komt oorlog, en niemand gaat er naar toe…
Ik ben niet meegegaan met mijn eigen innerlijke oorlog. Met mijn o zo menselijke verzet tegen al die zinloze wreedheden die overal ter wereld op precies dit moment plaatsvinden. Met mijn frustratie dat ik daar helemaal niets aan kan doen. Met mijn medelijden, dat mij verscheurt.
Ik heb uitgeademd. Uitademen is afstand nemen. Afstand van mijn persoonlijkheid, die aan het vechten is met al die ellende en al dat onrecht, en die daarmee op haar manier meedoet aan de oorlog. Zo buiten, zo binnen. Mijn diepe luisteren was aanwezig en wakker in mij, en ik ben met mijn aandacht naar mijn hart gegaan. Mijn hart, dat ruimte schept óm mijn sombere gedachten en gevoelens heen. Mijn hart, waar grenzeloos mededogen op mij ligt te wachten.
En dan, weer van-zelf, ontstaat tonglen[1] in mij – eerst voor mezelf. Ik adem in en uit. Ik adem het lijden-van-mijzelf-aan-de-wereld in, en breng het naar mijn hart, waar het in het licht opgenomen wordt. Ik adem uit en ik voed alle cellen van mijn lichaam met dat licht van liefde en mededogen.
Na een paar ademhalingen gaat dit tonglen over in tonglen voor anderen: ik adem de pijn van iedereen die lijdt in, en adem liefde en mededogen naar hen uit.
Dan zit ik in stilte en is er alleen de adem. Ik en de ander zijn één. Ik adem in en uit – uit en in. Deze ene ademtocht.
Stel je voor – er komt oorlog, en niemand gaat er naar toe…
[1] Tonglen is een Tibetaanse aandachtsoefening in mededogen met het lijden van jezelf en dat van anderen. Het is een geliefde oefening van de Dalai Lama.